Paragrafen

4. Financiering

Kasgeldlimiet

Een belangrijk uitgangspunt van de Wet Fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Om een grens te stellen aan kortlopende financiering is in de Wet Fido de kasgeldlimiet opgenomen. De kasgeldlimiet wordt bepaald door het begrotingstotaal bij aanvang van het dienstjaar te vermenigvuldigen met een bij ministeriële regeling vastgesteld percentage van 8,5%. Aan de hand van onderstaande opstelling kan de kasgeldlimiet worden bepaald.

Kasgeldlimiet (bedragen x € 1.000)

kwartaal 1

kwartaal 2

kwartaal 3

kwartaal 4

Omvang vlottende korte schuld (A)

10.770

7.138

1.975

8.085

Opgenomen gelden < 1 jaar

6.540

4.540

0

2.398

Schuld in rekening courant

4.230

2.598

1.975

5.687

Vlottende middelen (B)

75

42

74

105

Totaal netto vlottende schuld (A-B)

10.695

7.096

1.901

7.980

Toegestane kasgeldlimiet

7.985

7.985

7.985

7.985

Ruimte onder de kasgeldlimiet

-2.710

889

6.084

5

Begrotingstotaal 2023 (C)

93.947

93.947

93.947

93.947

Percentageregeling (D)

8,5%

8,5%

8,5%

8,5%

Kasgeldlimiet (C x D)

7.985

7.985

7.985

7.985

De ruimte onder de kasgeldlimiet zal zoveel mogelijk benut worden omdat bij een normale rentestructuur kortlopende geldleningen goedkoper zijn dan bij langlopende geldleningen. Het verloop van de omvang van de vlottende middelen is gebaseerd op de liquiditeitsplanning 2023.

Deze pagina is gebouwd op 10/20/2022 15:39:23 met de export van 10/20/2022 15:21:21