Bijlagen

D. EMU-saldo

Het EMU saldo gaat niet uit van baten en lasten, maar gaat uit van ontvangsten en uitgaven van de gemeente, berekend op transactiebasis en overeenkomstig de voorschriften van het Europese systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie. Het Rijk en mede-overheden hebben de afspraak dat het EMU-tekort van mede-overheden maximaal -0,5% BBP (Bruto Binnenlands Product) mag bedragen. Deze beperking vloeit voort uit de Europese saldogrens van -3% BBP die geldt voor de volledige Nederlandse collectieve sector. Op basis van de overeengekomen macroreferentiewaarde van -0,5% BBP wordt door het ministerie Financiën elk jaar een berekening gemaakt van de individuele referentiewaarden voor gemeenten, provincies en waterschappen. Deze referentiewaarde kan worden gebruikt als benchmark. De individuele referentiewaarde wordt berekend door het toegestane tekort van lagere overheden te verdelen op basis van begrotingstotalen. De hierna opgenomen referentiewaarde is gebaseerd op het begrotingstotaal 2023 (na bestemming).

Bedragen x € 1.000

2022

2023

2024

2025

2026

EMU-saldo

-6.864

-1.699

-3.397

2.446

-980

EMU-saldo referentiewaarde

3.623

3.413

3.413

3.413

3.413

Verschil EMU-saldo en referentiewaarde

-10.487

-5.112

-6.810

-967

-4.393

Mutaties
(1 januari tot 31 december)

Activa

Financiële vaste activa

Kapitaalverstrekkingen en leningen

239

0

0

0

0

Uitzettingen

0

0

0

0

0

Vlottende activa

Uitzettingen

223

-444

-56

-250

-250

Liquide middelen

4

-56

-29

0

0

Overlopende activa

80

-137

-63

0

0

Passiva

Vaste Passiva

Vaste schuld

5.683

9.005

3.656

-2.696

730

Vlottende passiva

Vlottende schuld

1.954

-623

-227

0

0

Overlopende passiva

-226

-7.319

-181

0

0

Eventuele boekwinst bij verkoop effecten en (im)materiële vaste activa

Deze pagina is gebouwd op 10/20/2022 15:39:23 met de export van 10/20/2022 15:21:21